Silver
Silver is niets anders dan een witte ondervacht; hierbij is het onderste
gedeelte van de haren ongepigmenteerd -dus wit-, en de top van de haren gewoon
gekleurd. Met als resultaat de
prachtige silver tabbies, smokes, shaded silvers
en chinchilla's. Aangezien er zoveel varianten van silver zijn, zal de
hoeveelheid wit in het onderste deel van de haar - of de plaats waar de kleuring
van de haarpunt begint- sterk verschillen. Het pigmentremmende effect wordt in
veroorzaakt door het dominante ‘inhibitor’-gen, aangeduid met I. Dit gen heeft
nog een tegenhangende, recessieve allele i, die voor normaal gepigmenteerde,
volledig doorgekleurde haren zorgt. De recessieve variant was het
oorspronkelijke gen; het inhibitor gen is dus een dominante mutant. Waar dit gen
in het pigmentatie proces ingrijpt weet ik niet precies. Wel kan ik vertellen
dat de haren van de kat worden gevormd in de haarzakjes, waar zich ook de
melanocyten (=pigmentcellen) bevinden. Als de haar begint te groeien doen de
melanocyten gewoon hun werk, en worden er op normale wijze melaninen aangemaakt.
Tot op een bepaald moment het gen I in werking treedt en de pigmentaanmaak
stopt. Het gevolg is dan dat dat deel van de haar dat nog moet groeien
ongepigmenteerd blijft, en dus wit. Wanneer het haartje nu dus verder groeit
blijft het vanaf de plaats dat het inhibitor gen in werking trad wit. Het gen I
is uiterst variabel en zeer afhankelijk van andere factoren als bijvoorbeeld
polygenen. Dit is dan ook de reden van de grote verscheidenheid onder de
silvers. We kunnen een onderscheid maken tussen c hinchilla/shell
(slechts 1/8 deel van de haartop is
nog gekleurd), waarbij het inhibitor gen al heel snel in werking treedt -en de
pigment aanmaak stopt- , shaded silver (1/4 deel tot 1/3 deel gekleurd),
smoke (1/2 deel tot 2/3 deel gekleurd), en silver tabby, waarbij
de agouti gedeelten (tussen de strepen) heel licht zijn -door het gen I- en de
aftekeningen nog vrij duidelijk zijn. Het inhibitor gen kan zowel eumelanine als
phaeomelanine pigment verdringen. Wanneer een rode of crèmekleurige kat silver
-of ook wel tipping- vertoond wordt dat cameo genoemd. Dit is dus niks
anders als gewoon een rode/ crèmekleurige kat (XOY/ XOXO) waarbij ook het
dominante I-gen aanwezig is. De manier waarop dit gen werkt maakt niet uit,rood/crème met silver wordt altijd cameo genoemd.

Black silver blotched tabby Van Cattery Caitha Joithi
Zoals
ik net al zij is het inhibitor gen van een heleboel factoren afhankelijk,
waardoor er een aantal varianten van silver bestaan. Als aller eerst blijkt het
dat het agouti gen -naast een hele rits polygenen- een hele belangrijke rol
speelt. Deze heeft namelijk net als het inhibitor gen een pigmentremmend effect
(immers, een tabby heeft zijn lichtere bandjes aan het agouti gen te danken). Zo
blijkt dat een agouti kat ( dus met A) met het inhibitor gen een veel lichtere
vacht heeft dan non-agouti kat die eveneens in het bezit is van dit gen (=smoke)
. Het inhibitor gen kan bij agouti katten dus veel makkelijker zijn werk doen
dan bij effen katten, aangezien het agouti gen de pigmentremming eveneens
bevorderd. De hoeveelheid wit in de ondervacht is bij silver katten met het
agouti gen dus veel meer. Hieruit blijkt dat silver tabbies, shaded silvers en
chinchilla's allen agouti katten zijn, en dus in feite tabbies. Zij hebben
genotype A- I-. Maar wanneer je goed naar een shaded silver of chinchilla
kijkt, zie je dat zij geen (of bijna geen) tabby patroon meer vertonen. Dit is
het resultaat van generaties lang selecteren op vaagste tabby patroon. Dit vage
tabby patroon ontstaat door een extra verbrede agouti band, waardoor het
patroon steeds vager en onduidelijker wordt. De combinatie van het inhibitor gen
en de brede band heeft als resultaat een prachtige patroonloze shaded silver of
chinchilla. Doordat de breedte van deze agouti banden en de werking van het
agouti gen afhankelijk zijn van polygenen, is selectie mogelijk. In het geval
van silver tabbies is er echter op een zo duidelijk mogelijk tabby patroon
geselecteerd, waarbij het inhibitor gen zijn werk vooral tussen de strepen doet,
en op de aftekeningen nauwelijks naar voren komt.
Een smoke is in tegenstelling
tot de silvertabby, shaded silver en chinchilla een non-agouti kat. Het non
agouti gen a stimuleert juist de aanmaak van melaninen, in tegenstelling tot A
en I, waardoor het inhibitor gen ook een beetje in werking geremd wordt. Dit
verklaart dan ook waarom een smoke -dus een effen kat- nooit zo licht kan zijn
als een silver tabby/shaded silver of chinchilla. Maar ook onder de smokes
hebben polygenen veel invloed, en kan de hoeveelheid wit en de witheid van de
ondervacht variëren. Alhoewel de haren van een smoke nooit minder dan de
helft
gekleurd zijn, terwijl dit bij de andere drie variëteiten wel het geval is.
Buiten polygenen, die zowel de witheid, de breedte van de agouti banden bij
agouti katten, als de plaats waar het inhibitor gen ingrijpt bepalen, is er nog
een simpele factor die de hoeveelheid wit in de onderste deel van de haren
enigszins zou kunnen beïnvloeden. En dat is het feit of de kat homo- of
heterozygoot is voor I. Zo kan een homozygote kat voor I mogelijk ietsje meer
wit in de haren vertonen dan een heterozygote kat, maar dit is absoluut geen wet
van meden en perzen, aangezien polygenen een enorme invloed uit oefenen op dit
gen.
Rossity-Sheldon
Hieronder is een schema te zien om de werking van dit gen onder invloed van
polygenen een beetje in beeld te brengen. Hierbij staan de plusjes voor een lage
graad van tipping (dus vrij ver doorgekleurde haren) en de minnetjes voor een
hoge graad van tipping (dus meer silver).
Genotype
|
polygenen |
variëteit
|
Genotype
|
polygenen
|
variëteit |
aa Ii
aa II
A- Ii
A- I- |
++ ++
----
++++
+++- |
smoke (donker)
smoke (licht)
silver tabby (vrij donker)
silver tabby
|
A- I-
A- I-
A- II
A- II |
++--
+---
+----
----- |
shaded silver
shaded silver licht/
chinchilla donker
chinchilla
chinchilla (licht) |
Het
is zelfs mogelijk dat een heterozygote kat het dominante gen I wel 'draagt',
maar dat dit door de werking van vele + polygenen niet tot uiting komt. Dit komt
zowel bij smokes als bij silvertabbies voor. De haren blijven dan ondanks de
aanwezigheid van het inhibitor gen toch vrijwel volledig door gekleurd. Om te
kijken of de kat toch silver heeft, moet men de kat met een ii- kat kruisen,
nageslacht bestuderen. Zitten hier geen silver kittens bij, dan is de
desbetreffende kat waarschijnlijk geen ‘slechte silver’. Er bestaan ook
zogeheten 'low grade smokes', waarbij de witte ondervacht heel gering is, en
soms (plaatselijk) kan verdwijnen en weer kan verschijnen. (Low grade) smokes
zijn bij de geboorte te herkennen aan een zogenaamd 'brilletje', en aan een
lichter halsje en bovenkant van het staartje.
Golden
Af
en toe komt het wel eens voor dat er in de silver-foklijnen -vooral bij Perzen,
Exotics en Britten- golden kittens worden geboren. Golden is de 'tegenhanger'
van silver, en omvat katten met een warm goudkleurige vacht. Een golden heeft
zijn gouden tint te danken aan de crème kleurige ondervacht; de haren zijn warm
goud /geel gekleurde haarpunt. Wanneer deze haarpunt zwart is ontstaat de
prachtige goudkleurige vacht. De term golden kan in sommige gevallen foutief
zijn, aangezien een blauw of lilac golden er helemaal niet goudkleurig uitziet.
Er zijn verschillende varianten te onderscheiden wat betreft golden; golden
tabby, shaded golden en golden chinchilla. Een golden tabby is in feite
een gewone tabby met een enigszins vervaagt tabby patroon,
en een warm gekleurde agouti ondergrond. Het verschil tussen een gewone tabby en een golden tabby is
soms maar moeilijk te zien omdat polygenen een aardig steentje bijdragen. Bij
Britten/ perzen geld dat een golden tabby groene ogen heeft en een 'gewone'
tabby gouden of koperkleurige. Een shaded golden is te vergelijken met
een shaded silver; de haren zijn goud/geel met een 1/3 tot 1/4 gekleurde top.
Voor een golden chinchilla geld het zelfde; de haren zijn goud/geel met
een voor 1/8ste deel gekleurde top. Een vereiste voor goldens is dat zij in
ieder geval groene ogen hebben. Over het ontstaan van goldens heb ik twee
verschillende theorieën gelezen.
Namelijk goldens geen silvers zijn (dus genotype ii) maar dat zij geboren worden
uit twee heterozygote silvers (Ii). Wanneer er in de desbetreffende silverlijnen
geselecteerd (polygenen) is op een zo vaag mogelijk tabbypatroon (shaded silver
en chinchilla) -dus de brede agoutiband- zal het nageslacht dit ook vertonen,
aangezien zij dezelfde polygenen daarvoor ontvangen. Het resultaat is een
niet-silver -dus een golden kitten- waarbij de agoutiband net als bij zijn
ouders verbreedt is. Of het een shaded golden of een golden chinchilla kittens
zijn hangt van de ouders af. Wat betreft de brede agoutiband bestaat de theorie
van het zogeheten 'Wide Band' gen. Deze theorie is nog niet wetenschappelijk
getoetst. Deze theorie verondersteld dat er een gen bestaat -op een aparte
locus- dat verantwoordelijk is voor de verbrede agoutibanden. Dit is het 'Wide
Band' gen, aangeduid met Wb voor de brede band. Het Wb gen is onvolledig
dominant aan het gen wb voor normale agoutibanden. Dit betekend dat een kat met
WbWb bredere banden heeft dan een kat met Wbwb. Volgens deze theorie heben
silvers en goldens dan het volgende genotype: